Martijn tien jaar 33
1 oktober 2014
Martijn Coïni was drie-en-dertig
toen een verslaafde op hem instak
omdat ie boos was en geld moest voor zijn roes.
Zo ben je een mens, zo een dader,
zo een lieveheersbeestje op een steen.
Zo een vader of een moeder met een gat in je hart,
zo geen zus meer, een moordstad.
Ik heb je niet gekend maar ik weet je Martijn,
ik hoor platanenblaadjes ritselen blijf vragen,
ik loop op het 5 Mei plein en zo’n nationale boodschapper,
na de regenwurm zowat het stilste beestje,
kleeft zich met z’n bolle spandoek vast
op mijn arm, luidkeels zwijgend Denk! in zwart op rood.
Een auto bevoorraadt De Wereld
rakelings langs de steen. Welke steen?
De wikkel van een ijsje, as van een sigaar
na een lunch als een plaatje,
blaadjes, studentenfietsen,
noten van fanfares van 5 mei,
het gewone voorbijgaan der dingen…
As, stof, tijd,
al die tijd is daar die steen,
al die tijd die mensen met dat gat in hun hart
in onze stad,
met dat gat in ons bestand.