Gebouwen van gezag en nog wat
15 september 2013
Laurens van der Zee, stadsdichter van Wageningen, bij de presentatie van Gebouwen van Gezag – 750 jaar monumenten van macht en pracht in Wageningen op 13 september 2013 in de bblthk te Wageningen, ter gelegenheid van Open Monumentendag. Gebouwen van Gezag is een uitgave van het Comité Open Monumentendag Wageningen.
Gebouwen van gezag en nog wat
Over het ideale openbare gebouw heb ik vroeger wel eens gefilosofeerd, lang voordat ik de grootse status van stadsdichter had bereikt. Mijn eigen persoon als maatstaf nemend, heb ik toendertijd gesteld dat er in elk overheids – of ander dienstgebouw direct na de ingang een schuilhoek voor verlegenen zou moeten zijn. In lijn daarmee heb ik er voor gepleit om een verlegene op te nemen in het panel dat het programma van eisen voor openbare gebouwen opstelt, naast de obligate gehandicapte joodse homofiele negerin, een of andere bouwkundige, een linkshandige huisvrouw, een adhd-kind en een dichter. Oh ja, én iemand van de opdrachtgevers natuurlijk.
Van het lezen van Gebouwen van Gezag – 750 jaar monumenten van macht en pracht in Wageningen heb ik veel geleerd; mijn voortschrijdend inzicht is nu, dat in het eerder genoemde panel ook een schoonmaakster of koffiedame, een daadkrachtige regent en een levenslustige jongste bediende dienen te worden opgenomen. Waarom?
Wel, vroeger, in het pre-democratische tijdperk, deden ze niet aan panels. Daarom hebben de Wageningse gebouwen die oorlogen, ambitieuze burgemeesters en calculerende universiteiten hebben overleefd een groot manco achter hun trap – dan wel klokgevel. Eeuwenlang hebben ze een ruimte ontbeerd die meer dan enig ander lokaal de gelegenheid had kunnen bieden tot een ongedwongen ontmoeting der standen, een gelijkschakeling van machthebber en ondergeschikte, ja zelfs tot een omkering der verhoudingen. Want hoe is het eigenlijk al die tijd de ménsen vergaan in die gebouwen die we nu monumenten noemen, en waarvan we elke knipvoeg, pilaster en latei in kaart hebben gebracht? Tijden veranderen, maar macht bleef macht en waar bovengeschikten zijn, zijn ondergeschikten. Bazen, bazinnen, bedienden en cliënten hebben een deel van hun leven gezamenlijk inpandig doorgebracht. Werden daar dag in dag uit de verhoudingen bevestigd, of waren er mogelijkheden om, zoals de Wageningse professor Wertheim vroeger zei, ergens een contrapunt te zetten?
Welnu, over de ruimte die dit mogelijk had kunnen maken, beter gezegd over dit instituut, heb ik voor de presentatie van “Gebouwen van gezag…” het volgende versje gemaakt. Ik heb het kort gehouden, elk monument uit het boek verdient eigenlijk een couplet, maar het gaat om het idee en dat zal de meesten van ons als ervaringsdeskundigen snel duidelijk zijn…
Het havenkantoor is van het Nieuwe Bouwen, jaren ‘20, kind van zijn tijd,
’t is een en al kracht en eenvoud en functionaliteit.
De ingenieur staart uit het raam , ’t is warm, zijn stropdas knelt,
maar hem knelt meer, hij heeft het nog aan niemand verteld.
Daar stopt de truck met oliën, er uit springt een jonge chauffeur,
op slag licht het gemoed op van de geprangde ingenieur.
Maar ach, arme nette man en mooie chauffeur met blote bast:
Nergens in dit monumentale pand een bezemkast!
De macht van het Wagenings kasteel was ongeëvenaard,
met brouwerij, geschutstoren, een stalling voor tien paarden.
De drost was oppermachtig, en achter ieders rug
smokkelde hij ruig volk binnen over de achterbrug
en groeide en groeide het getal van onstuimige mannen
die zich eerder vroeg dan laat wilden ontspannen.
Zo bezorgden ze de burgers in de stad veel last
want nergens binnen dit monumentale pand een bezemkast!
Stadhuiskoffiejuffrouwkontjes zijn al eeuwenlang een feest,
secretaressedecolletés wekten in menige baas (M/V) het beest.
Vroede vaders kwamen in geestelijke en kruiselijke last
maar nergens in dit monumentale pand een bezemkast.
Daarom, ter ontspanning van receptie, klerk en magistraat
dus uiteindelijk voor de efficiency van het ambtelijk apparaat,
stel ik als geschenk van het volk voor, wat in de nieuwbouw vast nog wel past,
een discrete maar centraal gelegen top-of-the-bill met een lampje voor “bezet”
en een kapstok, wasbakje, zacht muziekje enzo … bezemkast!